Gebrek aan goede baktarwe uit de regio, een veelzijdig verhaal

Helaas is het de laatste jaren steeds moeilijker geworden om voldoende goede kwaliteit regionale baktarwe te krijgen en daarom moest de Commandeursmolen steeds meer buitenlandse tarwe gebruiken. De oorzaken van het gebrek aan goede regionale, biologische baktarwe zijn complex en veelzijdig:

Ten eerste is het sinds een aantal jaren voor biologische veehouders in de Europese Unie verplicht om 60% van het veevoer van eigen bedrijf of uit de regio te halen. Daarmee is de vraag naar biologische voertarwe enorm toegenomen en ook de prijs, wat voedertarwe een interessant gewas maakt. In principe vooral een goede zaak, want ook veevoer moet wat ons betreft van zo dichtbij mogelijk komen.

Daarnaast is het voor de Nederlandse akkerbouwers gemakkelijker en goedkoper om voertarwe (of lucerne en gras-klaver) te verbouwen dan baktarwe. En de meeste boeren kiezen dan voor het gewas dat gemakkelijker te telen is en meer oplevert.

De bakkwaliteit van de Nederlandse tarwe gaat achteruit doordat er te weinig bemest wordt en door het gebruikte ras. Daardoor heeft de meeste Nederlandse baktarwe een laag gehalte aan eiwitten en daarmee is het moeilijker om een luchtig brood te bakken. De meeste Nederlandse baktarwe komt op dit moment uit de Flevopolder en de boeren daar zien baktarwe vooral als wisselgewas voor hun groenten. De mest bewaren ze voor de groente en niet voor het wisselgewas en daarmee zijn er minder voedingsstoffen beschikbaar voor de tarwe.

De hoeveelheid gluten van het gebruikte ras (de zomertarwe Lavett) gaat daarbij gestaag achteruit. En doordat het areaal biologische baktarwe in Nederland beperkt is, is het lastig om nieuwe biologische tarwe-rassen te ontwikkelen. Daar wordt door een aantal boeren en organisaties wel aan gewerkt maar dat kost veel tijd en inspanning.

Wat ook mee speelt is dat de wensen van biologische bakkers de laatste jaren veranderd zijn. Aan de ene kant omdat ze tegemoet willen komen aan wat veel consumenten gewend zijn: brood met veel lucht en volume. Naast allerlei hulpstoffen, vraagt dat ook om een kwaliteit tarwe met relatief veel eiwitten. Aan de andere kant zijn desembroden met lange rijs- en rusttijden steeds populairder en daarvoor is meel nodig met een hoog en stabiel eiwitgehalte.

Tot slot heeft baktarwe uit landen als Kazachstan, Oekraïne en de Baltische staten een lagere prijs. In die regio is de vraag naar biologische tarwe lager, onder andere omdat er geen vraag naar biologische tarwe voor veevoer is. De baktarwe die daar vandaan komt heeft een betere bakkwaliteit doordat er meer zonuren zijn (goed voor het eiwitgehalte) en door een extensievere bewerking van het land, waardoor elke aar meer voedingsstoffen uit de bodem op kan nemen. (Ter vergelijking: 1,5 tot 2 ton opbrengst per hectare in plaats van 6-8 ton in Nederland).

De met een * gemarkeerde velden zijn verplichte velden.

Ik heb het privacy beleid gelezen.